De Spelers
Een wedstrijd wordt altijd gespeeld met twee teams, een aanvallend team en een verdedigend team. Verdedigend staan er altijd negen in het veld. De volgende negen veldposities staan in het veld.


De pitcher (positie 1)


Dit is een speler met een goede arm. Het is prettig als hij hard kan gooien. Wat veel belangrijker is dat deze speler een goede controle heeft. Om blessures te voorkomen is hier een goede techniek voor nodig en een goede basisconditie. In de wedstrijd moet een pitcher zich goed kunnen concentreren. Samen met de catcher wordt dit de “battery” van de verdediging genoemd.

De catcher (positie 2)


Deze speler heeft de leiding over de verdediging. Hij geeft aan welke pitch de pitcher moet gooien. Daarnaast geeft hij aan hoe en waar de bal verwerkt moet worden als deze geslagen wordt. Het is handig als dit een sterke speler is met een sterke arm. Ook voor deze positie is een goede basisconditie een vereiste.

 


De eerste-honkman (positie 3)


De verdedigers moeten zorgen dat er geen mensen op het honk komen. De meeste uitjes, of nullen, worden gemaakt op het eerste honk door ballen die aangegooid worden door andere veldspelers. De eerste-honkman moet dan ook als geen ander alle ballen pakken die hij aangegooid krijgt. Een echte ‘stofzuiger’ wordt dat in honkbaltermen wel eens genoemd.

De tweede-honkman (positie 4)
Het is handig als deze speler een groot veldbereik heeft, oftewel snel en goed ballen kan pakken die geslagen worden. Hij moet snel– en goed voetenwerk hebben. Voor deze positie heb je niet echt een sterke arm nodig, omdat je de meeste ballen naar het eerste honk gooit, vlakbij dus. De tweede honkman heeft wel een goede fieldtechniek nodig. Samen met de korte stop wordt dit de “key-stone” van het infield genoemd.
De derde-honkman (positie 5)
De derde honkman mag niet bang zijn en moet hard geslagen ballen kunnen verwerken. Safe zijn in het fielden is dus een pré. Ook is het handig als deze speler een sterke arm heeft. Het veldbereik van de derde honkman hoeft niet zo groot te zijn.
De korte stop (positie 6)
De korte stop moet een groot veldbereik hebben, hij heeft het grootste deel van het infield te verdedigen en ook de plek waar de meeste ballen komen. De korte stop heeft snel en goed voetenwerk nodig, samen met een goede fieldtechniek. De korte stop geeft leiding aan de rest van de infielders en ondersteunt de catcher. Samen met de tweede honkman wordt dit de “key-stone” van het infield genoemd.
De linksvelder (positie 7)
Dit moet een snelle speler zijn. Niet alleen omdat hij een groot deel van het outfield moet dekken, hij moet er ook zijn als de infielders een bal door laten schieten. Een sterke arm is voor deze positie erg handig. Deze speler moet hard en hoog geslagen ballen goed kunnen verwerken.
Midvelder (positie 8 )
Deze speler geeft leiding aan de rest van de outfielders en ondersteunt de catcher. Op deze positie moet een speler staan met een van de sterkste armen van het team. Ook de midfielder moet hard – en hoog geslagen ballen goed kunnen verwerken.
Rechtsvelder (positie 9)
De rechtsvelder heeft in de ogen van sommigen een ondankbare positie. Er komen niet veel ballen en als ze komen zijn het vaak korte harde ballen of ballen die met veel effect zijn geslagen. Moeilijke ballen dus. Snelheid is een pre.

Maak jouw eigen website met JouwWeb